De afgelopen jaren is het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) gegroeid. In ons land werken zo’n 8 miljoen mensen in dienstverband en ongeveer 1,1 miljoen mensen werken als zelfstandige (CBS, 2019). De mogelijkheid om zelfstandig te ondernemen is belangrijk voor onze economie. Maar de afgelopen jaren is echter ook steeds duidelijker gebleken dat het hoge aantal zelfstandigen een keerzijde kent. Zo dragen zelfstandigen in beperktere mate bij aan de financiering van onze sociale zekerheid.
Onwenselijk en onhoudbaar
Steeds meer werkenden zijn gaan werken buiten dienstverband, terwijl een deel daarvan op grond van de huidige regelgeving eigenlijk een arbeidsovereenkomst hoort te hebben. Volgens het kabinet is de huidige arbeidsmarkt niet toekomstbestendig en dat is onwenselijk en onhoudbaar. Daarom heeft het kabinet verschillende maatregelen aangekondigd.
Uit de brief van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) aan de Tweede Kamer van 16 december 2022 is opgenomen dat het kabinet maatregelen wil nemen langs drie lijnen.
Dit betreft het creëren van een gelijker speelveld voor verschillende contractvormen, het creëren van meer duidelijkheid over de kwalificatievraag en het verbeteren van handhaving op schijnzelfstandigheid. Hierna volgt een overzicht van enkele belangrijke (voorgenomen) maatregelen.
Een gelijker speelveld
Het kabinet wenst behandeling van werkenden, ongeacht de contractvorm, gelijker te maken. Gedacht kan worden aan het verkleinen van de verschillen in fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen. Op dit moment wordt inkomen van werknemers namelijk zwaarder belast dan het inkomen van een zelfstandige. Ook wenst het kabinet een arbeidsongeschiktheidsverzekering verplicht te stellen voor zelfstandigen.
Zelfstandige of werknemer?
In de praktijk bestaat soms discussie of een werkende werkzaamheden verricht als werknemer of als zelfstandige. Op grond van de huidige arbeidsrechtelijke wetgeving moet een werkende worden gekwalificeerd als werknemer wanneer hij in dienst (onder gezag), arbeid verricht tegen loon.
Het gezagscriterium (dus of er wordt gewerkt in dienst van) zorgt in de praktijk veelal voor de meeste onduidelijkheid. Daarom wil het kabinet dit begrip verduidelijken door codificatie van drie hoofdelementen. Zo wil het kabinet wettelijk vastleggen dat ‘in dienst van’ niet alleen aan de orde is bij het geven van instructies en het houden van toezicht (materieel gezag), maar ook bij werk dat organisatorisch is ingebed in de onderneming van de werkgevende. Deze vastlegging maakt kortweg duidelijk dat zelfstandigen en werknemers niet kunnen worden ingezet voor hetzelfde werk binnen dezelfde organisatie en met dezelfde inrichting van de werkzaamheden. Dit kan flinke gevolgen hebben voor veel zelfstandigen.
Ook belangrijk is de vraag of sprake is van zelfstandig ondernemerschap, hetgeen een contra-indicatie kan vormen voor de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst.
De beoordeling van bovengenoemde elementen moet gebeuren in onderlinge samenhang.
Handhaving op schijnzelfstandigheid
Als iemand in de praktijk als zelfstandige werkt, maar op grond van het arbeidsrecht eigenlijk gekwalificeerd moet worden als werknemer is sprake van schijnzelfstandigheid. Met andere woorden, de werkende lijkt een zelfstandige maar is dat eigenlijk niet. Schijnzelfstandigheid leidt tot negatieve gevolgen, zoals het mislopen van belastingen en premies voor de Belastingdienst.
Om schijnzelfstandigheid terug te dringen bestaat vanaf mei 2016 de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (de Wet DBA). De inwerkingtreding van de Wet DBA heeft destijds geleid tot onzekerheid en onrust. Daarom werd bij de invoering ook een handhavingsmoratorium ingesteld.
Dit betekent kortweg dat de Belastingdienst bij opdrachtgevers geen loonheffing naheft of boetes oplegt als blijkt dat sprake is van schijnzelfstandigheid, tenzij sprake is van kwaadwillendheid. Toezicht en handhaving door de Belastingdienst heeft de afgelopen jaren nauwelijks plaatsgevonden. Het risico op een correctie was daarmee erg klein.
Voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt en een houdbaar belasting- en socialezekerheidsstelsel is handhaving volgens het kabinet noodzakelijk. Het kabinet wil daarom harder optreden tegen schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst zal vanaf uiterlijk 1 januari 2025 gaan handhaven.
Dit betekent concreet dat de Belastingdienst arbeidsrelaties zal gaan beoordelen door bedrijfsbezoeken en boekenonderzoek. Als sprake is van schijnzelfstandigheid en dus feitelijk sprake is van een werknemer, dan zal de Belastingdienst over het verleden belastingen en premies innen (of boetes opleggen).
Kortom, opdrachtgevers opgelet!
De plannen van het kabinet zullen (verstrekkende) gevolgen hebben voor de positie van veel zelfstandigen. Als opdrachtgever is het verstandig om de populatie zzp’ers goed in kaart te brengen én om te beoordelen of diezelfde werkzaamheden ook worden verricht door werknemers.
Voor wat betreft het inhuren van (nieuwe) zzp’ers doe je er als opdrachtgever goed aan om een modelovereenkomst van de Belastingdienst te gebruiken en uitvoering van die overeenkomst (en opdracht) goed te blijven monitoren.