Blog
Er geldt een vergaande verplichting voor de kredietaanbieder om bewijsstukken te overleggen vanwege de ambtshalve toetsing door de rechter van de kredietwaardigheidstoets bij consumptief krediet. De kredietwaardigheid van de consument moet in voldoende mate voorafgaand aan de kredietverlening worden getoetst, omdat anders de kredietovereenkomst kan worden vernietigd of een vordering tot nakoming kan worden afgewezen door de rechter. Dit heeft grote impact op het kredietverleningsproces, waardoor kredietaanbieders zowel in de precontractuele- als de collectie fase actie moeten ondernemen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) heeft op 5 maart 2020 wederom bevestigd dat nationale rechters in (verstek)zaken tussen een professioneel handelende partij en een consument ambtshalve dienen te toetsen aan het consumentenrecht. De impact van deze ambtshalve toetsing kan groot zijn. Een ambtshalve toetsing aan de kredietwaardigheidstoets kan namelijk leiden tot vernietiging van de kredietovereenkomst, waardoor de verschuldigde rente achterwege kan blijven en enkel nog het kredietbedrag terugbetaald dient te worden.
Drie recente uitspraken van de rechtbank Amsterdam ten aanzien van consumptief kredietvorderingen bevestigen deze stroming. In deze procedures vorderde de kredietaanbieder nakoming van de kredietovereenkomst wegens het niet voldoen van de maandelijkse rente- en aflossingsverplichtingen door de kredietnemer. De rechtbank Amsterdam toetste in deze drie zaken of de kredietaanbieder de verplichtingen uit hoofde van artikel 8 van de richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EG), welke zijn geïmplementeerd in artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht, is nagekomen.
Het ging hier specifiek om de kredietwaardigheidstoets die de kredietaanbieder voor het verstrekken van het krediet had moeten uitvoeren. Uit deze uitspraken volgt dat indien de kredietaanbieder niet in staat is te onderbouwen dat voldaan is aan deze norm, de (kanton)rechter de kredietovereenkomst zal vernietigen. Kredietaanbieders moeten aldus bedacht zijn op deze ‘nieuwe wind’ die rondwaait binnen de rechtspraak, hetgeen impact heeft op de initiële kredietverlening en het collectieproces.
Verder uitklappen voor: ‘HvJ EU en Rb Amsterdam: Ambtshalve toetsing aan consumentenrecht’
Dat de (kanton)rechter ambtshalve aan consumentenrecht toetst bij consumptief krediet, is niet nieuw. Dit werd immers al duidelijk in het arrest van de Hoge Raad uit 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236). Op 5 maart 2020 is de ambtshalve toetsing bij consumptief kredietovereenkomsten echter nader in de spotlights geplaatst door het HvJ EU. In de zaak C-679/18 benadrukt het HvJ EU dat nationale rechters ambtshalve moeten toetsen of aan de verplichting van de kredietwaardigheidstoets is voldaan. De nationale rechter zal, indien hij oordeelt dat niet (volledig) aan de verplichting van de kredietwaardigheidstoets is voldaan, daar de consequenties aan verbinden die in het nationaal recht zijn voorzien. Dit betekent in Nederland dat de kredietovereenkomst, zelfs in verstekzaken, door de rechter vernietigd kan worden.
Dit arrest van het HvJ EU is snel opgepakt door de rechtbank Amsterdam. Eind maart 2020 is door de kantonrechter bij de rechtbank Amsterdam in drie uitspraken de ambtshalve toetsing toegepast (ECLI:NL:RBAMS:2020:1966, ECLI:NL:RBAMS:2020:1967 en ECLI:NL:RBAMS:2020:1968). In deze drie verstekzaken is de vordering van de kredietaanbieder afgewezen of is de kredietaanbieder nog in de gelegenheid gesteld om nader bewijs te leveren dat aan de precontractuele verplichtingen (zoals de kredietwaardigheidstoets) volledig is voldaan. Indien de kredietaanbieder niet slaagt in deze bewijslevering, hint de kantonrechter al op de consequentie: vernietiging van de kredietovereenkomst. Deze vernietiging heeft tot gevolg dat enkel nog het geleende bedrag terugbetaald moet worden door de consument. De verschuldigde rente en andere kosten moeten in voorkomend geval terugbetaald worden aan de kredietnemer. Het is hierbij aan de kredietaanbieder om een overzicht van de betaalde rente en kosten te verstrekken.
Verder uitklappen voor: ‘Welke acties dienen kredietaanbieders ten minste te nemen?’
- Precontractueel: voor het sluiten van de lening zo goed als mogelijk de kredietwaardigheid van de consument onderzoeken, waarbij goede documentatie van dit onderzoek essentieel is
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat het verstrekte krediet niet (volledig) wordt terugbetaald door de consument, dient de kredietaanbieder vóór het sluiten van een kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument in voldoende mate te toetsen. Zo moet er door de consument voldoende bewijs worden overgelegd van zijn financiële situatie. Dit kan tot uitdagingen leiden wanneer het krediet verstrekt wordt via (online) omgevingen waarbij de aankoopbeslissing snel gemaakt is en het afrekenproces veelal vluchtig is. De kredietaanbieder moet de ontvangen informatie beoordelen, waar nodig doorvragen én op een juiste wijze documenteren.
- Collectie: bij een gerechtelijk incassotraject de uitgevoerde kredietwaardigheidstoets aantonen en overleggen
Voor het verkrijgen van een executoriale titel ter uitwinning van het krediet, moet de kredietaanbieder er alert op zijn dat er meer bewijs benodigd is dan enkel een kopie van de kredietovereenkomst. Er wordt immers ambtshalve getoetst aan consumentenrecht, waaronder of er een toereikende kredietwaardigheidstoets heeft plaatsgevonden bij het aangaan van de kredietovereenkomst. Dit betekent dat de kredietaanbieder voorafgaand aan het starten van de gerechtelijke procedure de hardheid van de vordering moet beoordelen door onder meer na te gaan of de benodigde precontractuele informatie volledig en juist is verstrekt, de benodigde informatie ten aanzien van de kredietwaardigheidstoets voorhanden is én deze wordt overgelegd bij het aanhangig maken van de gerechtelijke procedure.
Uit het informatieformulier voor consumentenzaken van de Rechtspraak volgt dat de rechtbanken van Amsterdam en Den Haag in principe geen aanvullende informatie meer opvragen tijdens de procedure. De dagvaarding dient aldus voldoende bewijs te bevatten dat aan de precontractuele verplichtingen is voldaan. Per 1 januari 2021 zal deze verplichting ook gaan gelden voor de overige rechtbanken. Tijd voor actie aldus!
Verder uitklappen voor: ‘Hoe kan HVG Law u verder helpen?’
De advocaten van HVG Law hebben veel kennis en ervaring op dit gebied en denken graag met u mee. Wij kunnen u zowel in de precontractuele- als in de collectiefase helpen om vernietiging van uw kredietovereenkomsten te voorkomen. Neemt u daarom gerust contact op met een van onze experts voor een vrijblijvend gesprek.