Fami­lie­ven­noot­schap­pen: een ver­schui­ving van zeg­gen­schap in het kader van een bedrijfs­op­vol­ging

News

Fami­lie­be­drij­ven zijn er in vele soor­ten en maten. Ken­mer­kend aan een fami­lie­be­drijf is dat deze bin­nen een fami­lie van gene­ra­tie op gene­ra­tie over­gaat. Con­ti­nu­ï­teit van de onder­ne­ming, toe­zicht op het bestuur en een soe­pe­le bedrijfs­over­gang zijn daar­bij van groot belang.

Het bedrijfs­op­vol­gings­pro­ces is lang­du­rig en com­plex. Een fami­lie­be­drijf kan sinds haar oprich­ting ver­schil­len­de ont­wik­ke­lings­fa­sen door­lo­pen. Het is goed denk­baar dat een onder­ne­ming start in de vorm van een per­so­nen­ven­noot­schap of een B.V. onder lei­ding van één of twee fami­lie­le­den, die uit­groeit tot een gro­te (inter­na­ti­o­na­le) onder­ne­ming onder lei­ding van een groep fami­lie­le­den (al dan niet geza­men­lijk met par­tij­en bui­ten de fami­lie­kring).

Naast zake­lij­ke belan­gen spe­len emo­ti­o­ne­le belan­gen een gro­te rol bin­nen een fami­lie­be­drijf. Met behulp van tal van juri­di­sche instru­men­ten kun­nen de spe­ci­fie­ke wen­sen en doel­stel­lin­gen van fami­lie­le­den vorm­ge­ge­ven wor­den. Deze instru­men­ten die­nen nauw­keu­rig op elkaar afge­stemd te wor­den, waar­door de inrich­ting van de gover­nan­ce van fami­lie­be­drij­ven per defi­ni­tie maat­werk is. Hier­on­der leest u meer over de moge­lij­ke rechts­vor­men voor uw fami­lie­be­drijf; en moge­lijk­he­den om een ver­schui­ving van zeg­gen­schap bin­nen gene­ra­ties vorm te geven.

Rechts­vor­men bij bedrijfs­op­vol­ging

Een soe­pe­le bedrijfs­op­vol­ging begint bij een soli­de juri­di­sche struc­tuur, die regel­ma­tig getoetst wordt en aan­pas­sing behoeft bij gewij­zig­de inzich­ten of omstan­dig­he­den. In Neder­land wordt onder­scheid gemaakt tus­sen rechts­vor­men met en zon­der rechts­per­soon­lijk­heid. Daar­naast kan onder­scheid gemaakt wor­den tus­sen kapi­taal­ven­noot­schap­pen en per­so­nen­ven­noot­schap­pen. In de prak­tijk wordt de keu­ze voor een bepaal­de rechts­vorm in begin­sel geleid door de fis­ca­li­teit. Hier­on­der komen een aan­tal (van­uit juri­disch per­spec­tief) moge­lij­ke rechts­vor­men aan bod, die veel­vul­dig gebruikt wor­den in het licht van een bedrijfs­op­vol­ging. In het bij­zon­der gaan wij in op:

  • de B.V.,
  • de stich­ting, en
  • de com­man­di­tai­re ven­noot­schap (C.V.).

Rechts­vor­men met rechts­per­soon­lijk­heid

In het kader van de bedrijfs­op­vol­ging zijn de B.V. en de stich­ting popu­lai­re rechts­vor­men met rechts­per­soon­lijk­heid. Rechts­per­soon­lijk­heid bete­kent onder meer dat het ver­mo­gen van de enti­teit is afge­schei­den van het ver­mo­gen van de aan­deel­hou­ders en bestuur­ders. De inter­ne orga­ni­sa­tie van der­ge­lij­ke rechts­vor­men wordt neer­ge­legd in sta­tu­ten. Kapi­taal­ven­noot­schap­pen, zoals de B.V., heb­ben ten min­ste twee orga­nen: het bestuur en de alge­me­ne ver­ga­de­ring. Onder­lin­ge ver­hou­din­gen en afspra­ken tus­sen aan­deel­hou­ders kun­nen wor­den neer­ge­legd in een aan­deel­hou­ders­over­een­komst. Een stich­ting is geen kapi­taal­ven­noot­schap en kent slechts één ver­plicht orgaan: het bestuur. Daar­mee kent de stich­ting een gro­te inrich­tings­vrij­heid. Een twee­de orgaan, de ver­ga­de­ring van cer­ti­fi­caat­hou­ders, kan bestaan in het geval er spra­ke is van een stich­ting admi­ni­stra­tie­kan­toor (STAK), wel­ke later aan bod zal komen. Onder­lin­ge ver­hou­din­gen en afspra­ken tus­sen het bestuur van een STAK en haar cer­ti­fi­caat­hou­ders kun­nen neer­ge­legd wor­den in admi­ni­stra­tie­voor­waar­den.

Rechts­vor­men zon­der rechts­per­soon­lijk­heid

Per­so­nen­ven­noot­schap­pen, zoals de een­mans­zaak, ven­noot­schap onder fir­ma (vof), com­man­di­tai­re ven­noot­schap (cv)  en maat­schap zijn con­trac­tu­e­le samen­wer­kings­vor­men, waar naar het hui­di­ge recht geen rechts­per­soon­lijk­heid aan is toe­ge­kend. De ver­hou­din­gen tus­sen de ven­no­ten wor­den neer­ge­legd in een ven­noot­schaps­over­een­komst, waar­op veel­al rege­lend recht van toe­pas­sing is. De ven­noot­schaps­over­een­komst kent daar­mee een gro­te con­tracts­vrij­heid.

De B.V. en de stich­ting: ver­schui­ving van zeg­gen­schap

Een bedrijfs­op­vol­ging ver­loopt door­gaans gelei­de­lijk. Veel­al blijft de oude gene­ra­tie tij­dens of na de bedrijfs­over­dracht nog eni­ge tijd werk­zaam bin­nen het fami­lie­be­drijf om gedu­ren­de het opvol­gings­pro­ces con­tro­le te behou­den over de onder­ne­ming, haar bestuur, alge­me­ne ver­ga­de­ring en kring van aan­deel­hou­ders. Daar­mee vindt een ver­schui­ving van zeg­gen­schap plaats.

Con­tro­le op het bestuur bin­nen de B.V. 

Bestuur­ders van een B.V. wor­den in begin­sel benoemd en ont­sla­gen door de alge­me­ne ver­ga­de­ring bij een gewo­ne meer­der­heid van stem­men. De sta­tu­ten kun­nen een gro­te­re meer­der­heid voor­schrij­ven (gekwa­li­fi­ceer­de meer­der­heid). Belang­rijk daar­bij is dat er wet­te­lij­ke beper­kin­gen van toe­pas­sing zijn op de meer­der­heid waar­bij bestuur­ders ont­sla­gen kun­nen wor­den.

Wan­neer een B.V. meer­de­re aan­deel­hou­ders heeft, waar­on­der aan­deel­hou­ders bui­ten de fami­lie­sfeer, kan het wen­se­lijk zijn het benoe­mings- en ont­slag­recht van één of meer­de­re bestuur­ders exclu­sief toe te ken­nen aan aan­deel­hou­ders met een afzon­der­lij­ke klas­se aan­de­len, wel­ke klas­se wordt gehou­den door de fami­lie. Voorts kun­nen de sta­tu­ten bepa­len dat een of meer bestuur­ders (bij­voor­beeld de oude gene­ra­tie) meer stem­men kun­nen uit­bren­gen dan ande­re bestuur­ders, mits de betref­fen­de bestuur­der niet méér stem­men kan uit­bren­gen dan alle bestuur­ders teza­men (beper­king meer­vou­dig stem­recht). Tevens kun­nen de sta­tu­ten bepa­len dat voor spe­ci­fie­ke bestuurs­be­slui­ten de instem­ming van een bepaal­de bestuur­der ver­eist is (veto­recht).

Con­tro­le op het bestuur bin­nen de stich­ting 

Ook bin­nen de stich­ting kan aan bepaal­de par­tij­en een spe­ci­fiek benoe­mings- en ont­slag­recht ver­leend wor­den, bij­voor­beeld aan de cer­ti­fi­caat­hou­ders in geval van een STAK. De stich­ting is zelfs zo flexi­bel dat fami­lie­le­den der­ge­lij­ke rech­ten op eigen titel kun­nen ver­krij­gen.

Per 1 juli 2021 zal de beper­king van het meer­vou­dig stem­recht ook gaan gel­den voor stich­tin­gen. Stich­tin­gen krij­gen vijf jaar de tijd om sta­tu­tai­re bepa­lin­gen omtrent het meer­vou­dig stem­recht aan te pas­sen. Na vijf jaar is het meer­vou­dig stem­recht niet meer gel­dig. Momen­teel wordt veel­vul­dig gebruik gemaakt van het meer­vou­dig stem­recht bin­nen fami­lie­struc­tu­ren met een STAK. De sta­tu­ten van de STAK bepa­len in dat geval dat één of meer­de­re bestuur­ders (zijn­de de oude gene­ra­tie) méér stem­men kun­nen uit­bren­gen dan alle bestuur­ders geza­men­lijk. Op die manier behoudt de oude gene­ra­tie con­tro­le over de bedrijfs­voe­ring, maar kan de nieu­we gene­ra­tie tege­lij­ker­tijd instap­pen in het bestuur en deel­ne­men aan de beraad­sla­ging.

Bin­nen fami­lie­be­drij­ven is deze con­struc­tie aan­trek­ke­lijk, omdat zij de betrok­ken­heid van de nieu­we gene­ra­tie ver­groot zon­der aan­tas­ting van de beslis­sings­macht van de oude gene­ra­tie. Na 1 juli 2021 zul­len alter­na­tie­ven bedacht moe­ten wor­den voor een der­ge­lij­ke con­struc­tie. De prak­tijk zal haar oplos­sin­gen zoe­ken in juri­di­sche instru­men­ten die ver­ge­lijk­baar zijn met de B.V., zoals:

  • het gebruik van een gekwa­li­fi­ceer­de meer­der­heid voor bepaal­de bestuurs­be­slui­ten;
  • de toe­ken­ning van een veto­recht aan een bepaal­de bestuur­der;
  • een sta­tu­tair goed­keu­rings­recht van een toe­zicht­hou­dend orgaan ten aan­zien van bepaal­de bestuurs­be­slui­ten; en
  • de toe­ken­ning van het meer­vou­dig stem­recht aan een beperkt aan­tal bestuur­ders (uiter­aard met dien ver­stan­de dat een bestuur­der niet méér stem­men kan uit­bren­gen dan alle bestuur­ders teza­men).

Toe­zicht­hou­dend orgaan voor B.V. en stich­ting

Aan­vul­len­de afspra­ken ten aan­zien van de samen­stel­ling, benoe­ming en het ont­slag van bestuur­ders kun­nen neer­ge­legd wor­den in een aan­deel­hou­ders­over­een­komst of – in het geval van een STAK – in admi­ni­stra­tie­voor­waar­den.

Bestaat het B.V. bestuur (gedeel­te­lijk) uit per­so­nen bui­ten de fami­lie­kring? Dan kan de instel­ling van een raad van com­mis­sa­ris­sen (RvC), waar­in fami­lie­le­den zit­ting heb­ben, uit­komst bie­den. De RvC houdt toe­zicht op het bestuur van de ven­noot­schap. De sta­tu­ten kun­nen voorts bepa­len dat belang­rij­ke beslui­ten van het bestuur voor­af­gaan­de goed­keu­ring behoe­ven van de RvC. Voor de stich­ting kan ook een toe­zicht­hou­dend orgaan wor­den inge­steld.

Con­tro­le op de alge­me­ne ver­ga­de­ring bin­nen de B.V.

Cer­ti­fi­ce­ring van B.V.-aandelen is een veel­ge­bruikt instru­ment om con­tro­le te behou­den op de alge­me­ne ver­ga­de­ring. Bij cer­ti­fi­ce­ring wor­den de zeg­gen­schaps- en winst­rech­ten ver­bon­den aan een aan­deel geschei­den. De hou­der van de B.V.-aandelen is een spe­ci­aal daar­toe opge­rich­te stich­ting: een stich­ting admi­ni­stra­tie­kan­toor (STAK). De STAK oefent de stem­rech­ten op de aan­de­len uit en geeft op haar beurt cer­ti­fi­ca­ten van de B.V.-aandelen uit. De cer­ti­fi­ca­ten geven de cer­ti­fi­caat­hou­ders de winst­rech­ten die ver­bon­den zijn aan de B.V.-aandelen.

Cer­ti­fi­ca­ten kun­nen uit­ge­ge­ven wor­den met en zon­der ver­ga­der­rech­ten ten aan­zien van de aan­deel­hou­ders­ver­ga­de­rin­gen van de onder­lig­gen­de B.V. Ver­ga­der­rech­ten kun­nen nut­tig zijn om de nieu­we gene­ra­tie klaar te sto­men voor de toe­komst. Tege­lij­ker­tijd kan dit het besluit­vor­mings­pro­ces ver­tra­gen, door­dat het oproe­pings­pro­ces voor de alge­me­ne ver­ga­de­ring uit­voe­ri­ger is in het geval van een groot aan­tal ver­ga­der­ge­rech­tig­den. Ook kan een aan­deel­hou­ders­be­sluit bui­ten ver­ga­de­ring niet zon­der instem­ming van de ver­ga­der­ge­rech­tig­den geno­men wor­den.

Advies­recht cer­ti­fi­caat­hou­ders

Een tus­sen­vorm kan gevon­den wor­den door af te spre­ken dat bepaal­de stem­pun­ten van de STAK als aan­deel­hou­der voor­af­gaand onder­wor­pen zijn aan de input van de ver­ga­de­ring van cer­ti­fi­caat­hou­ders, zon­der dat zij een ver­ga­der­recht heb­ben ten aan­zien van de aan­deel­hou­ders­ver­ga­de­ring. Dit ‘advies­recht’ zou naar­ma­te de tijd strik­ter vorm­ge­ge­ven kun­nen wor­den in een instruc­tie­recht dat het bestuur van de STAK enkel ter­zij­de kan leg­gen als zij van oor­deel is dat de instruc­tie niet strookt met het belang van de STAK en de onder­lig­gen­de orga­ni­sa­tie.

In de prak­tijk nemen de bedrijfs­over­dra­gers door­gaans zit­ting in het bestuur van de STAK en krij­gen de bedrijfs­op­vol­gers cer­ti­fi­ca­ten van aan­de­len uit­ge­reikt. De onder­lin­ge ver­hou­din­gen tus­sen de STAK en de cer­ti­fi­caat­hou­ders wor­den neer­ge­legd in de sta­tu­ten en admi­ni­stra­tie­voor­waar­den van de STAK. De inrich­tings­vrij­heid is daar­bij groot, wat de STAK struc­tuur popu­lair maakt voor fami­lie­be­drij­ven. Een cer­ti­fi­caat­hou­der mag ech­ter niet bui­ten­spel gezet wor­den. Het bestuur van de STAK dient zowel het belang van de cer­ti­fi­caat­hou­der als het belang van de onder­ne­ming te behar­ti­gen. Het aan­stel­len van een exter­ne bestuur­der (bui­ten de fami­lie­kring) kan deze belan­gen­be­har­ti­ging goed doen.

Stem­recht­lo­ze aan­de­len

Een alter­na­tie­ve metho­de om de zeg­gen­schaps- en winst­rech­ten ver­bon­den aan aan­de­len te schei­den kan gevon­den wor­den in de uit­gif­te van stem­recht­lo­ze aan­de­len. Gelijk aan cer­ti­fi­ca­ten van aan­de­len is geen stem­recht ver­bon­den aan der­ge­lij­ke aan­de­len. De hou­der van stem­recht­lo­ze aan­de­len geniet wél de finan­ci­ë­le voor­de­len ver­bon­den aan het aan­deel en heeft boven­dien ver­ga­der­recht dat niet ont­no­men kan wor­den.

Voorts kan mid­dels de uit­gif­te van ver­schil­len­de klas­sen van aan­de­len, waar­aan een hoger aan­tal stem­men is ver­bon­den dan aan gewo­ne aan­de­len, aan een bepaal­de groep aan­deel­hou­ders meer con­tro­le gebo­den wor­den bin­nen de alge­me­ne ver­ga­de­ring.

Con­tro­le op de kring van aan­deel­hou­ders en cer­ti­fi­caat­hou­ders

Bin­nen een fami­lie­be­drijf staat con­ti­nu­ï­teit van de onder­ne­ming over de gene­ra­ties heen hoog in het vaan­del. Grip op de kring van aan­deel­hou­ders is daar­bij essen­ti­eel. De sta­tu­ten kun­nen ver­schil­len­de instru­men­ten bevat­ten, waar­mee voor­ko­men wordt dat fami­lie­le­den gecon­fron­teerd wor­den met aan­deel­hou­ders bui­ten de fami­lie­kring. Gedacht kan wor­den aan:

  • een blok­ke­rings­re­ge­ling in de vorm van een aan­bie­dings- of goed­keu­rings­re­ge­ling, waar­mee de eigen­doms­over­dracht van aan­de­len wordt beperkt;
  • een kwa­li­teits­eis voor aan­deel­hou­ders, die eisen stelt aan de per­soon van de aan­deel­hou­der en bewerk­stel­ligt dat de kring van aan­deel­hou­ders een beslo­ten karak­ter heeft;
  • een lock-up bepa­ling, waar­mee de eigen­doms­over­dracht van aan­de­len voor een bepaal­de peri­o­de van maxi­maal 5 jaar wordt uit­ge­slo­ten.

Genoem­de sta­tu­tai­re bepa­lin­gen kun­nen ver­der uit­ge­werkt wor­den in een aan­deel­hou­ders­over­een­komst of – in het geval van een STAK – opge­no­men wor­den in de admi­ni­stra­tie­voor­waar­den. Zij kun­nen dus ook voor cer­ti­fi­caat­hou­ders gel­den.

C.V.: ver­schui­ving van zeg­gen­schap

Een C.V. is een con­trac­tu­e­le samen­wer­king tus­sen twee of meer­de­re ven­no­ten. Bin­nen een C.V. wordt onder­scheid gemaakt tus­sen de behe­rend ven­noot, die ver­ant­woor­de­lijk is voor de dage­lijk­se lei­ding over de onder­ne­ming ener­zijds en de com­man­di­tai­re ven­noot, die slechts fun­geert als geld­schie­ter ander­zijds. Een com­man­di­tai­re ven­noot is niet bevoegd om in naam van of expli­ciet voor reke­ning van de ven­noot­schap naar bui­ten toe op te tre­den (beheers­ver­bod) en is jegens der­den niet aan­spra­ke­lijk voor ver­bin­te­nis­sen van de ven­noot­schap. Wél draagt hij bij in de ver­lie­zen van de ven­noot­schap tot een bedrag gelijk aan de waar­de van zijn inbreng.

In het kader van een bedrijfs­op­vol­ging kan de C.V. een inte­res­san­te con­struc­tie zijn, waar­bij de nieu­we gene­ra­tie optreedt als behe­rend ven­noot en de oude gene­ra­tie als com­man­di­tai­re ven­noot. De oude gene­ra­tie behoudt op die manier als com­man­di­tai­re ven­noot ener­zijds con­tro­le over de bedrijfs­voe­ring, maar wordt ander­zijds beperkt in haar aan­spra­ke­lijk­heid te dien aan­zien. Let wel, het beheers­ver­bod mag daar­bij niet over­tre­den wor­den.

De reik­wijd­te van het beheers­ver­bod

Hoe ver het beheers­ver­bod reikt is niet een­dui­dig te zeg­gen. Een com­man­di­tai­re ven­noot mag geen lei­ding voe­ren over de onder­ne­ming, maar dit bete­kent niet per defi­ni­tie dat hij het beleid niet mede mag bepa­len. Van belang is dat een com­man­di­tai­re ven­noot niet extern optreedt en de inter­ne zeg­gen­schap niet dus­da­nig is vast­ge­steld dat een com­man­di­tai­re ven­noot een behe­rend ven­noot kan dwin­gen tot bepaal­de zaken. Het is ech­ter wél moge­lijk om in de ven­noot­schaps­over­een­komst op te nemen dat bepaal­de belang­rij­ke beslui­ten van de behe­rend ven­noot voor­af­gaan­de goed­keu­ring behoe­ven van de com­man­di­tai­re venno(o)t(en). Even­tu­eel zelfs met gebruik­ma­king van een veto­recht. Tevens kan de kring van ven­no­ten beperkt wor­den mid­dels een kwa­li­teits­eis.

Stich­ting inte­res­sant voor bedrijfs­op­vol­ging

De inrich­ting van de gover­nan­ce van fami­lie­be­drij­ven kan com­plex zijn. De keu­ze voor een bepaal­de rechts­vorm wordt in de prak­tijk in begin­sel geleid door de fis­ca­li­teit, maar is ook afhan­ke­lijk van de spe­ci­fie­ke wen­sen en doel­stel­lin­gen van de betrok­ke­nen. De stich­ting is een voor­beeld van een zeer flexi­bel rechts­vorm en kan mede door de moge­lijk­heid om de stem- en winst­rech­ten van elkaar te kun­nen schei­den zeer inte­res­sant zijn voor bedrijfs­op­vol­ging. De stich­ting zal ook inte­res­sant blij­ven na de invoe­ring van genoem­de wets­wij­zi­ging (per 1 juli 2021). Wel is het ver­stan­dig om de stem­ver­hou­din­gen bin­nen bestaan­de struc­tu­ren met stich­tin­gen opnieuw te beoor­de­len.